Hij was het echter niet eens met onrust die het land meester was geworden na de verbranding van Hus. Daarom stond hij na de dood van Wenceslaus IV aan de kant van zijn erfgenaam, koning Zikmund, en binnen de kortste tijd was hij een van de voornaamste tegenstanders van hussieten. Hij is verantwoordelijk voor het moorden van de aanhangers van de kelk (ultraquisten), dat vanaf 1419 over het hele Tsjechische land plaatsvond, met name dan in Kutná Hora. In maart 1420 was hij verslagen door Jan Žižka, op het slagveld bij Sudoměř, en later ook op de berg Vítkov en bij Vyšehrad (1420). Deze tegenslagen veroorzaakten dat hij bij Zikmund in ongenade was geraakt. Hij is waarschijnlijk in 1423 in Moravië gestorven. Gedurende de hussietenoorlogen verschenen geen berichten over Jemniště. Pas in 1534 komt een vermelding, toen als eigenaar van de vesting de heer Mikuláš Kamberský van Kamberk werd genoemd.
Voor het jaar 1593 werd de vesting door de heren van Říčany gekocht. Het was blijkbaar in die tijd dat de vesting tot een meer aangename zetel in de renaissancistische stijl was verbouwd. De voormalige zetel van ridders was bijna volledig verdwenen en werd door een comfortabel kasteel met vier vleugels vervangen. Tijdens de Dertigjarige oorlog was het landgoed enkele keren geplunderd. In 1666 werd Jemniště samen met zes andere dorpen die erbij hoorden door de heren van Říčany verkocht. Gedurende erop volgende enkele tientallen jaren wisselden eigenaars in een rap tempo elkaar af. In 1717 werd het landgoed door František Adam graaf van Trauttmansdorff gekocht († 1762), die van een oude familie uit Stiermarken stamde. Na de bouw van een nieuw barok kasteel verhuisde hij van de vesting daar naartoe en de vesting werd als woonobject voor ambtenaren gebruikt. Sindsdien was elke nieuwe eigenaar van het Nieuwe kasteel ook de eigenaar van het Oude kasteel.
In 1995 werden beide kastelen teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars - de zgn. restitutie, en zo kwamen die na meer dan 50 jaar weer terug in eigendom van de familie Sternberg. Daar beide kastelen in een zeer slechte staat zijn teruggegeven (het Nieuwe kasteel was echter naast het Oude werkelijk als nieuw), hebben Petra en Jiří Sternberg besloten de kastelen langdurig te gaan verhuren. De huurders zijn echtgenoten Jana en Otto Černý, die met veel inzet trachten een reconstructie te verwezenlijken.